Dubai – stad zonder grenzen

Ik verbleef een week in Dubai om een hackathon te organiseren met onze hogeschool en een lokale universiteit. De vele indrukken hebben – ja – indruk gemaakt.

#1

Wat een waanzinnige stad is dit. Alles is grootser, luxueuzer en extremer dan waar dan ook. Vanaf het moment dat je aankomt, voel je dat Dubai een plek is waar niets onmogelijk is. De hoogbouw is eindeloos. Je denkt dat je de rand van de stad bereikt hebt, maar een paar kilometer verder rijzen er weer torens op. Hier is geen sprake van grenzen; alles moet hoger, groter en indrukwekkender.

#2

Meer mensen brengen ook meer verkeer met zich mee. Wij klagen in België over files, maar hier bewijzen ze nogmaals dat bredere wegen simpelweg meer auto’s aantrekken. Zelfs op zeven rijstroken staat het verkeer soms muurvast. Smog en luchtvervuiling horen erbij en zijn een onvermijdelijk gevolg van de constante expansie.

#3

Luxe en uiterlijk vertoon zijn hier overal. Lamborghini’s, Ferrari’s en Rolls-Royces rijden af en aan. Shoppingmalls zijn niet zomaar winkels, maar paleizen waar je letterlijk kunt verdwalen. Alle grote westerse luxemerken zijn in veelvoud aanwezig. Iedereen is hier een ondernemer. Er is geen tijd te verliezen om succesvol te zijn. Geduld zal je hier niet gelukkig maken.

(Opvallend detail over die shoppingmalls: veel winkels betalen geen huur, maar staan een percentage van hun omzet af. Halen ze hun doelstelling niet? Dan verdwijnt de winkel gewoon.)

#4

Behalve mensen heb ik geen andere levende wezens gezien. Geen vogels, tenzij misschien een gouden reiger in de Gold Souk.

#5

Achter de luxe schuilt een harde realiteit. De één is expat en de ander migrant. Miljoenen laaggeschoolde arbeidskrachten houden deze stad draaiende, vaak in moeilijke omstandigheden. Een Pakistaanse taxichauffeur vertelt hoe hij met zijn visum drie jaar in Dubai mag werken, maar iedere zomer gaat hij wel naar huis omdat het hier te heet is (sic). In de horeca zie je tientallen personeelsleden, waar wij het misschien met een handvol zouden doen. Geruchten over slechte arbeidsomstandigheden in de bouw zijn legio. “But now better life for my family in Pakistan, sir,” aldus de taxichauffeur.

#6

Dubai is een kruispunt van culturen. Gespierde patsers in joggingbroeken op Nike’s. Vrouwen in abaya’s en chadors. Emirati’s in traditionele witte gewaden. Zakenlui in Chanel of Armani. En een straat vol plastische chirurgen die de stad voorzien van allerhande implantaten, fillers en botox. Ook op de lokale universiteit waar we te gast zijn, is de diversiteit stukken groter dan wat je meestal bij ons ziet. Alleen een kakelende visboer ontbreekt nog in deze smeltkroes.

#7

Er is een enorme vrijheid om (belastingvrij) te ondernemen en een westers leven te leiden, maar de regels zijn strikt. Een sigarettenpeuk op de grond gooien? Vergeet het maar. Overal hangen camera’s die non-stop alles in de gaten houden. Ze zeggen dat dit zorgt voor een veilige en ordelijke samenleving en dat privacy de prijs is. Wie hier wil wonen als buitenlander, moet verplicht een genetische test laten afnemen. Naast het belang van regels is er een diep respect voor hiërarchie. Zelfs een kleine wijziging in een programma kan voor onze gastuniversiteit een enorme impact hebben op het protocol.

#8

De studenten hier zijn allesbehalve verlegen. Ze zijn zelfbewust, gemotiveerd en grijpen elke kans die ze krijgen. Binnen het uur had ik LinkedIn-verzoeken binnen, en sommigen vroegen meteen naar stagekansen in België. Dit soort internationale samenwerking plant ongetwijfeld zaadjes bij onze studenten. Wat is er beter dan om “global” citizens op te voeden door hen samen te laten werken en vriendschappen te laten smeden?

#9

Ondanks alle bedrijvigheid voelt niet alles even levendig. In de vele wolkenkrabbers brandt er maar achter enkele ramen licht. Als ik naar het kunstmatige eiland Palm Jumeirah ga, zie ik honderden chique villa’s pal aan het water liggen, maar de stranden zijn verlaten. Als het hier zo druk is, waar is iedereen dan?

#10

Dubai roept vragen op. Wat is echt en wat is een façade? Voor ons nuchtere Vlamingen voelen lipfillers en Rolex-horloges ‘over the top’, maar voor de ‘locals’ is dit de norm. Mijn voorkeur is het niet, maar het zet je wel aan het denken over dat typisch Vlaamse “doe maar gewoon, dat is al zot genoeg”. Ambitie is hier geen vies ding.  Zou ik hier kunnen wonen? Ik denk het niet. Ik heb al best wat gezien in de wereld en de levenskwaliteit van onze Europese steden is echt ongeëvenaard. Zou ik hier op vakantie komen met mijn gezin? Ook dat niet, want er is nog zoveel meer te ontdekken in de wereld. Maar zou ik hier ooit terug komen voor werk of een kort bezoek? Ongetwijfeld, want hier gebeurt zoveel dat je nergens anders zult zien.

#epiloog

De aandachtige lezer die actief is op Bluesky kan in dit stukje minstens die drie #bluecreativity thema’s ontdekken.

De dagen lengen opnieuw

De witte bestelwagen baant zich een weg door de nevelen van het ochtendgrijs. Wie goed kijkt, kan de zilveren volle maan van de afgelopen nacht nog zien. Het is het soort poëzie die aan Yannick was voorbij gegaan tijdens zijn middelbare-schoolcarrière. A-stroom, B-stroom, doorstroom… whatever. Hij had steeds onder stroom gestaan en het bloed onder de nagels van de leerkrachten gehaald. “Een moeilijk kind” klonk het op oudercontacten. “Een dromer ook.” Zijn moeder had iedere keer geknikt, maar in het voorbijglijden van de dagen was brood op de plank haar eerste bezorgheid geweest en huiswerk een ongekende luxe.

Hij rijdt al vijf jaar rond met een witte bestelwagen en een rijbewijs B als hoogste diploma. Je hoeft geen huiswerk gemaakt te hebben om pakjes te leveren bij mensen die wel hun huiswerk hebben gemaakt. In de kerstperiode begint hij zijn ronde in het donker, rijdt een race tegen de klok en eindigt weer in het duister. De leerkrachten en hun standjes zijn vervangen door team leaders en holle frasen à la “teamwork makes the team work”. Het ontgaat hem wat de betekenis is van het woord “team” wanneer zijn vracht pakjes verveelvoudigt rond het jaareinde.

Pakje 213 zal de laatste stop van de dag én dit jaar zijn. Het is al na zevenen en je kan door de ramen mensen zien zitten rond een dampende fondupot. Pakje 213 is niet al te groot en rechthoekig. Om de tijd in de auto te verdrijven, probeert Yannick zich voor te stellen wat er in die pakjes zit en wat voor persoon het pakje gaat aannemen. In zijn gedachten gaat hij nu een romantisch boek afleveren bij de eenzame vrouw van zijn dromen zodat ze samen eindejaar kunnen vieren.

“Ding dong.” Licht gaat aan. Zacht geschuifel. Sloten die van de grendel worden gehaald en een deur die open gaat. Daar staat geen droomvrouw maar een man met rimpels, een grijze ringbaard en een debardeurke.

“Kijk eens aan. Als dat Yannick niet is.” zegt de man. Yannick moet even met de ogen knipperen.

“Meneer Vandongen?”

Yannick had met veel leerkrachten overhoop gelegen en ook bij meneer Vandongen had hij het beest uitgehangen tijdens de lessen PAV. Die meneer Vandongen was hem altijd met zachtheid blijven behandelen. Hoe vaak had Yannick zijn schouders niet opgehaald als die “Ik geloof in jou.” had gezegd.

“Zeg maar Ludo. Kom toch even binnen.”

Yannick zit in de woonkamer van zijn voormalige leraar en kan niet verklaren waarom hij een glas bizar-rood sap in de handen heeft gekregen onder het motto “Die vitaminen geven energie op mijn oude dag.” Hij heeft nog nooit van een energiedrank gehoord die Worldshake heet. Ludo babbelt ondertussen honderduit over zijn pensioen en over de beroepsschool die hij mist. Af en toe vraagt hij wat aan Yannick zoals “Hoe is het nu met je moeder?” en “Werk je graag bij Bpost?”, waarop die antwoorden geeft als “Goed” of “Bwa”.

“Ik moet vertrekken, meneer Vandongen. Het was fijn u nog eens te zien, maar mijn moeder wacht op me.”

Ludo staat recht, gebaart dat Yannick moet blijven zitten en maakt pakje 213 open. Het is een boek. Yes, denkt Yannick, dat had ik toch juist voorspeld. Het is een dichtbundel van Bart Moeyaert.

“Weet je nog dat dat we gedichten van Moeyaert hebben gelezen in de les?”

Yannick knikt. Het waren zeldzame momenten geweest in de klas dat hij een taal had gehoord die eenvoudig was en zo naar de keel deed grijpen. Hij had het steeds weggelachen want in het zesde beroeps kon ieder moment van zwakte je reputatie kosten.

“Er zijn plekken waar ik zonder glimlach niet meer langs kan. Ooit is daar een grap verteld, een kus geroofd, iets voor het eerst gedacht.”

Ondertussen is Ludo het gedicht “Eeuwigheid” luidop aan het voordragen, zoals hij in de klas deed.

“Zonder glimlach kan ik aan geen plek voorbij.” en dan zwijgt hij. De spraakwaterval van het Project Algemene Vakken klatert niet meer.
“In de zomer is mijn vrouw gestorven. Ze is zachtjes weggegleden op de langste zomerdag van het jaar. Ik had gedacht dat we voor eeuwig samen zouden zijn.”

Als er een overtreffende trap zou zijn voor awkward, moet dit het zijn, bedenkt Yannick, maar dan slaat het gezicht van Ludo om en glimlacht de oude man weer

“Ik had het voor mezelf gekocht, maar ik denk dat jij er meer aan zult hebben. Ik geloof nog altijd in jou.”

In het donker van een decemberavond rijdt Yannick naar huis. Op de passagiersstoel ligt de dichtbundel en binnen voelt hij een nieuwe energie gloeien, ook al heeft hij geen slok genomen van het Worldshakesap. Volgend jaar ga ik mijn middelbare-schooldiploma halen en mijn moeder trots maken, denkt hij. Deze keer gaat ik het echt doen. Zodra de dagen weer beginnen te lengen. Echt waar.

30 minuten uit het leven van een amateursporter

Mythes en mijmeringen over mountainbiken

08:30

Ik ben gedropt in Terlanen, een dorp met drie straten rond een kerk en deelgemeente van Overijse. Dit wordt een weekend voor mezelf op de mountainbike. Het is een cadeau voor vaderdag dat ik zelf in elkaar mocht knutselen. Het zullen 147 prachtige kilometers en 1800 hoogtemeters worden.

Continue reading “30 minuten uit het leven van een amateursporter”

Tijd voor de ravitaillering

Veldweg. Bosweg. Slijkweg. Platgetreden paadje. Bocht in. Bocht uit. Het gaat lekker op de mountainbike deze ochtend. Goede benen zouden ze zeggen in het peleton. Niet te veel gezopen de avond ervoor zeggen ze aan de start van de zondagse veldtoertocht.

Ook goede benen blijven niet oneindig stampen. Ik ben halfweg en er is in velden noch bossen een bevoorrading te bespeuren. Voor zij die het genre van de veldtoertocht niet kennen: de bevoorrading is die duistere plek (vaak een garage of vervallen schuur) waar zweterige lichamen zich volstoppen met discountersupermarkt suikerwafels en kleffe energiedrank. Het houdt de illusie staande dat dit een sportief uitje is. Echte VTT-anciens weten dat calorieën na afloop best worden aangevuld met het lokale streekbier.

“Hebben jullie de bevoorrading al gezien?” vraag ik aan twee mountainbikers met aardig wat jaren op de teller. “De bevoorrading? Je bedoelt de ravitaillering.” snoeft de éne met een Hollands accent. “Wat zijn die Belgen toch ongeduldig.” zegt de andere en ze lachen eens naar elkaar. Ik schakel een tandje sneller en mijn ego snelt vooruit.

Enkele kilometers en bekers energiedrank later klinkt het achter mijn rug “Ah, de Belg heeft de ravitaillering ook gevonden.” Ik had de heren al verslagen, maar besluit om ze te vervoegen en enkele gemeenplaatsen uit te wisselen.

Het blijkt dat die ravitaillering een begrip is onder profs. En dan zegt Meneer Ravitaillering dat hij ook nog gefietst heeft in de tijd van Merckx. “Vooral wat gewonnen in de Vuelta.” Jaja, dat zal wel, denk ik, maar zijn naam Gerben Karstens doet een vaag belletje rinkelen. We spreken al lachend af aan de volgende ravitaillering. Jammer maar helaas want ik heb goede benen.

Na afloop googel ik Gerben Karstens en – holy fuck – dit was een winnaar van 14 ritten in de Ronde van Spanje en 6 in de Ronde van Frankrijk. En ook nog een Olympische medaille én de clown van het peleton volgens Wikipedia. Wat moet Gerben niet denken over roem en vergankelijkheid.

Heel lang blijft Gerben niet in mijn hoofd ronddwalen. Telefoon. Vrouw en oudste dochter zijn met de fiets in elkaars stuur blijven haken. Met een ambulance afgevoerd. Iets met een schouder van de dochter. Als ik op spoed aankom, blijkt het een zware kneuzing te zijn maar geen breuk. Ze heeft het talent om goed te vallen (in tegenstelling tot haar vader).

Ondertussen hangt iedereen thuis in de zetel. Waar is die ravitaillering als je ze nodig hebt?

De Officier

“Hé Erwin, je houdt van het lezen van romans en je bent niet bang van non-fictie, toch? Heb je ooit een boek van Robert Harris gelezen?”

De Officier

Dit is hoe een vriend mij introduceerde in de historische fictie van Robert Harris. Ik had nog nooit van Harris gehoord. Hoewel hij veel boeken over het Romeinse rijk schreef, koos ik een boek uit de meer recente geschiedenis.

“De Officier” beschrijft de pogingen van de Franse legerofficier Georges Picquart om de waarheid te vinden achter de veroordeling van Alfred Dreyfus voor spionage (ook bekend als de Dreyfus Affaire).

Eerlijk gezegd had ik weinig interesse voor dit deel van de Franse geschiedenis. Hoor ik daar iemand “Boeien!” roepen? ? Leuk voor die-hard quiz fans, maar niet om mijn avonden mee door te brengen in Corona-tijden.

Awel, ik had het mis. Harris maakt van deze beroemde periode van de Franse geschiedenis een boek dat leest als een fictieve thriller. Alleen is (bijna) alles echt gebeurd. Het is alsof je een geschiedenisles volgt vanuit je luie zetel.

Wie een beetje heeft opgelet op de schoolbanken, ziet ook de verbanden met de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog. Alle Europese grootmachten zochten toen naar bondgenootschappen en bespioneerden elkaar in afwachting van een grote oorlog.

Tegen dat grote verhaal plaatst Harris de kleinmenselijke vergissingen, de leugens en het antisemitisme van enkele officieren die uiteindelijk tot het Dreyfus-schandaal leidden.

Besluit: mijn eerste boek van Robert Harris, maar zeker niet het laatste. De volgende op mijn lijstje: de 1000-bladzijden van de Cicero-trilogie. Bring it on! ?

De gestolen fiets. Proloog van een aangekondigde tragedie

Ik haal versgemalen koffie bij mijn favoriete koffieboer in de lokale winkelstraat. De kinderen en ik zijn met de fiets.

Onze fietsen gaan altijd op slot. Dat is meer uit gewoonte dan vanwege een vermeend onveiligheidsgevoel.

De jongste heeft geen fietsslot bij, maar who cares. We parkeren haar fiets tussen de twee andere fietsen in.

Koffie halen duurt hoogst vijf minuten en wie steelt er nu een kinderfiets? Profetische woorden.

Twee pakjes koffie uit Malawi later staan we buiten. Geen kinderfiets.

Een moment denk ik dat ik mij heb vergist. Waar hebben we de fiets gezet? Heeft iemand ‘m verplaatst?

Paniek in de ogen van R. Ongeloof bij L. Tranen over alle wangen.

Ik moet snel denken. We zijn maar even binnen geweest. De fiets kan niet ver zijn. Ik. Moet. Snel. Handelen.

R blijft daar. L rijdt een kant op en ik ga in de andere richting. Is dit echt aan het gebeuren?

Een paar honderd meter verder. Drie dames en een kleine jongen op een fiets. Onze fiets.

Ik zie de kleine jongen lachen. Ze houden hem recht. Misschien heeft hij nog nooit gefietst.

Zenuwen gieren door mijn keel. Ik kijk naar mezelf en zie de gebeurtenissen zich in slow motion voltrekken.

Ik versnel en rijd hen klem. De dames kunnen geen kant op. Het ongeloof staat nu in hun ogen.

“Dit is mijn fiets en ik wil ‘m terug.” Het zijn de enige zinvolle woorden die uit mijn mond komen.

Ik kijk de drie dames in de ogen. 1m69 maar op dit moment een brok agressie. Met mij wordt niet gesold.

Het maakt indruk. Het jongetje wordt van de fiets getrokken. Hij begrijpt het niet.

Zijn blik schreeuwt teleurstelling. Zijn kortstondig geluk is ten einde.

Wat nu? Ik heb geen plan om drie fietsdieven in de boeien te slaan. Geen politie te zien.

“Maak dat jullie wegkomen” sis ik.

Ze lopen weg. De jongen schreit. Een vrouw trekt aan zijn mouw. Hij hinkt mee.


Ik sta bij mijn kinderen. Buiten adem. Ik tril over mijn hele lijf. Ik ben blij dat ze de scène niet hebben gezien.

R is dolgelukkig. Ze streelt het versleten lint met plastic bloemen alsof het nieuw is.

Terwijl ik op adem kom, komen zij met vragen. Over wie zoiets doet. Over de jongen. Over vertrouwen en mensen.

Nu kan ik mijn ongeloof delen. Hoe wanhopig ben je als je een kinderfiets steelt in het bijzijn van je kind?

Ik heb veel meer vragen. Antwoorden komen waarschijnlijk nooit.

Ons verhaal kent een happy end. Voor de jongen is dit de proloog in een aangekondigde tragedie.

Photo by Florian Klauer on Unsplash