“Koop u een Win for Life,” zeggen ze, en je hebt geen geldzorgen meer. Ik weet niet goed wie ‘ze’ zijn, maar ze zeggen het wel.
Dus mijmer ik wat op een stoel in de zon en bedenk wat ik zou doen met dat levenslange geluk. Mag ik stoppen met werken? Ga ik het sparen voor de kinderen? Zou ik het wegschenken aan goede doelen? Misschien doe ik een beetje van dat alles, maar vooral zou ik tijd maken voor lange fietstochten — zomaar weg kunnen zijn, zonder doel of verplichting.
Ik zou op een doordeweekse vrijdag 120 km fietsen op een fiets met brede banden en comfortabele vering, de natuur doorploegen in Frankrijk. Ik zou opgeschrikt worden door een buizerd, of honderden meters een rode wouw volgen, waarna die me een steelse blik toewerpt en rechtsaf slaat. Ik zie voor me hoe reigers kanalen oversteken en zich met de grandeur van een héron aan de andere kant posteren. Het landschap beweegt traag voorbij, terwijl mijn hoofd langzaam leegloopt.
Mijn gedachten dwalen verder. Ik denk aan de mensen die de eenzaamheid op mijn tochten doorbreken, en aan de verhalen die ik bij thuiskomst kan vertellen. De geëmigreerde Engelsman in zijn ommuurde villa, die heel ongelukkig lijkt achter zijn traliehek. De Fransman die meewarig kijkt naar mijn calorierijke lunch van wit stokbrood, cola en chocoladecake. Of de mevrouw in zebralegging die opschrikt wanneer ik haar passeer, terwijl ze via de achterzijde een golfterrein binnendringt.
De zon schijnt fel als ik mijn ogen opendoe. Geen idee hoe lang ik op deze stoel heb zitten suffen. Maar dat ik suf de tijd kan verprutsen op een stoel, voelt alsof ik al iets beters gewonnen heb dan dat kraslot. Gezondheid. Een betere helft. Knappe kinderen.
En die fietstocht, die heb ik afgelopen vrijdag ook al gemaakt.