30 minuten uit het leven van een amateursporter

Mythes en mijmeringen over mountainbiken

08:30

Ik ben gedropt in Terlanen, een dorp met drie straten rond een kerk en deelgemeente van Overijse. Dit wordt een weekend voor mezelf op de mountainbike. Het is een cadeau voor vaderdag dat ik zelf in elkaar mocht knutselen. Het zullen 147 prachtige kilometers en 1800 hoogtemeters worden.

Continue reading “30 minuten uit het leven van een amateursporter”

Tijd voor de ravitaillering

Veldweg. Bosweg. Slijkweg. Platgetreden paadje. Bocht in. Bocht uit. Het gaat lekker op de mountainbike deze ochtend. Goede benen zouden ze zeggen in het peleton. Niet te veel gezopen de avond ervoor zeggen ze aan de start van de zondagse veldtoertocht.

Ook goede benen blijven niet oneindig stampen. Ik ben halfweg en er is in velden noch bossen een bevoorrading te bespeuren. Voor zij die het genre van de veldtoertocht niet kennen: de bevoorrading is die duistere plek (vaak een garage of vervallen schuur) waar zweterige lichamen zich volstoppen met discountersupermarkt suikerwafels en kleffe energiedrank. Het houdt de illusie staande dat dit een sportief uitje is. Echte VTT-anciens weten dat calorieën na afloop best worden aangevuld met het lokale streekbier.

“Hebben jullie de bevoorrading al gezien?” vraag ik aan twee mountainbikers met aardig wat jaren op de teller. “De bevoorrading? Je bedoelt de ravitaillering.” snoeft de éne met een Hollands accent. “Wat zijn die Belgen toch ongeduldig.” zegt de andere en ze lachen eens naar elkaar. Ik schakel een tandje sneller en mijn ego snelt vooruit.

Enkele kilometers en bekers energiedrank later klinkt het achter mijn rug “Ah, de Belg heeft de ravitaillering ook gevonden.” Ik had de heren al verslagen, maar besluit om ze te vervoegen en enkele gemeenplaatsen uit te wisselen.

Het blijkt dat die ravitaillering een begrip is onder profs. En dan zegt Meneer Ravitaillering dat hij ook nog gefietst heeft in de tijd van Merckx. “Vooral wat gewonnen in de Vuelta.” Jaja, dat zal wel, denk ik, maar zijn naam Gerben Karstens doet een vaag belletje rinkelen. We spreken al lachend af aan de volgende ravitaillering. Jammer maar helaas want ik heb goede benen.

Na afloop googel ik Gerben Karstens en – holy fuck – dit was een winnaar van 14 ritten in de Ronde van Spanje en 6 in de Ronde van Frankrijk. En ook nog een Olympische medaille én de clown van het peleton volgens Wikipedia. Wat moet Gerben niet denken over roem en vergankelijkheid.

Heel lang blijft Gerben niet in mijn hoofd ronddwalen. Telefoon. Vrouw en oudste dochter zijn met de fiets in elkaars stuur blijven haken. Met een ambulance afgevoerd. Iets met een schouder van de dochter. Als ik op spoed aankom, blijkt het een zware kneuzing te zijn maar geen breuk. Ze heeft het talent om goed te vallen (in tegenstelling tot haar vader).

Ondertussen hangt iedereen thuis in de zetel. Waar is die ravitaillering als je ze nodig hebt?

De gestolen fiets. Proloog van een aangekondigde tragedie

Ik haal versgemalen koffie bij mijn favoriete koffieboer in de lokale winkelstraat. De kinderen en ik zijn met de fiets.

Onze fietsen gaan altijd op slot. Dat is meer uit gewoonte dan vanwege een vermeend onveiligheidsgevoel.

De jongste heeft geen fietsslot bij, maar who cares. We parkeren haar fiets tussen de twee andere fietsen in.

Koffie halen duurt hoogst vijf minuten en wie steelt er nu een kinderfiets? Profetische woorden.

Twee pakjes koffie uit Malawi later staan we buiten. Geen kinderfiets.

Een moment denk ik dat ik mij heb vergist. Waar hebben we de fiets gezet? Heeft iemand ‘m verplaatst?

Paniek in de ogen van R. Ongeloof bij L. Tranen over alle wangen.

Ik moet snel denken. We zijn maar even binnen geweest. De fiets kan niet ver zijn. Ik. Moet. Snel. Handelen.

R blijft daar. L rijdt een kant op en ik ga in de andere richting. Is dit echt aan het gebeuren?

Een paar honderd meter verder. Drie dames en een kleine jongen op een fiets. Onze fiets.

Ik zie de kleine jongen lachen. Ze houden hem recht. Misschien heeft hij nog nooit gefietst.

Zenuwen gieren door mijn keel. Ik kijk naar mezelf en zie de gebeurtenissen zich in slow motion voltrekken.

Ik versnel en rijd hen klem. De dames kunnen geen kant op. Het ongeloof staat nu in hun ogen.

“Dit is mijn fiets en ik wil ‘m terug.” Het zijn de enige zinvolle woorden die uit mijn mond komen.

Ik kijk de drie dames in de ogen. 1m69 maar op dit moment een brok agressie. Met mij wordt niet gesold.

Het maakt indruk. Het jongetje wordt van de fiets getrokken. Hij begrijpt het niet.

Zijn blik schreeuwt teleurstelling. Zijn kortstondig geluk is ten einde.

Wat nu? Ik heb geen plan om drie fietsdieven in de boeien te slaan. Geen politie te zien.

“Maak dat jullie wegkomen” sis ik.

Ze lopen weg. De jongen schreit. Een vrouw trekt aan zijn mouw. Hij hinkt mee.


Ik sta bij mijn kinderen. Buiten adem. Ik tril over mijn hele lijf. Ik ben blij dat ze de scène niet hebben gezien.

R is dolgelukkig. Ze streelt het versleten lint met plastic bloemen alsof het nieuw is.

Terwijl ik op adem kom, komen zij met vragen. Over wie zoiets doet. Over de jongen. Over vertrouwen en mensen.

Nu kan ik mijn ongeloof delen. Hoe wanhopig ben je als je een kinderfiets steelt in het bijzijn van je kind?

Ik heb veel meer vragen. Antwoorden komen waarschijnlijk nooit.

Ons verhaal kent een happy end. Voor de jongen is dit de proloog in een aangekondigde tragedie.

Photo by Florian Klauer on Unsplash